20 mei 2013

Gemengd boeket.

"Mag ik een gemengd boeket van u, mevrouw?", vroeg de jongen, wat onzeker met zijn portemonnee in de hand en weifelend naar een grote bos anjers wijzend.
"Jazeker, zal ik er een kaartje bij doen?"
"Eh, ach nee, ziet u, laat u maar, ik,* ach ze zal het toch niet lezen".
"Oh, is het voor een blind persoon?", vroeg de vrouw nieuwsgierig.
"Nee, dat niet."
De vrouw merkte dat het voor de jongen een moeilijk onderwerp was en vroeg niets meer. Vijf minuten later verliet de jongen opgelucht het winkeltje.

Gistermiddag was hij op het kerkhof geweest, daar had hij het graf van Anaïs, zijn vriendin, opgezocht. Anaïs was begraven op het mooiste plekje van het kerkhof, onder een mooie boom, vol seringen. Met haar voeten kon ze, als ze nog had geleefd en op het gras lag, de windvlaagjes voelen die over het meertje waaiden. Haar ouders hadden gezorgd dat ze dit plekje had gekregen en daarmee hadden ze Anaïs' wens vervuld. Eens had ze tegen haar moeder gezegd dat ze begraven wilde worden onder een mooie boom, met in de buurt een meertje of een vijver. Ze hield van dromen aan de waterkant.  In de zomer kon je haar dikwijls vinden aan de oever van een meer. Maar nooit zal ze dat meer kunnen doen.
Gistermiddag had hij voor het eerst haar graf durven opzoeken sinds haar dood, 3 maanden geleden. De hele middag had hij bij haar graf gezeten en alles verteld wat hij gedaan had na die vreselijke middag waarop ze was doodgegaan.
Toen hij in bed lag, gisteravond, dacht hij weer aan z'n lieve vriendin, die zoveel voor hem betekende. Samen hadden ze van alles gedaan, samen hadden ze lange wandelingen gemaakt en ze hadden elkaar geholpen om door het examen te komen. Ze waren heel erg verliefd op elkaar, het leek alsof niets die liefde kapot kon maken.
Op een dag waren ze samen gaan wandelen. Het was een trieste dag, 's avonds zou er onweer komen, maar ze waren toch gegaan. Ze hadden al een heel eind gewandeld, toen het noodweer begon. Het begon te stormen en te onweren. Ze hadden een schuurtje gezien, daar gingen ze snel heen. De deur was gelukkig open. Anaïs was moe en was op een paar kleden gaan liggen. Zacht had hij haar gestreeld en van het een kwam het ander. Ze waren met elkaar naar bed gegaan op de kleden in een schuurtje. Hij glimlachte toen hij er aan dacht.
Zes dagen na die wandeling was Anaïs helemaal overstuur bij hem gekomen. Ze had al twee dagen geleden ongesteld moeten worden, maar ze was het nog niet. Hij had gezegd dat ze naar de dokter moest gaan, hij zou wel mee gaan.
De volgende dag konden ze komen. Zenuwachtig waren ze de behandelkamer in gegaan, samen hadden ze verteld wat er gebeurd was. De dokter had Anaïs onderzocht en vastgesteld dat ze inderdaad zwanger was. Hij had een afspraak gemaakt bij een abortuskliniek. Dat was het beste geweest.
De behandeling in de kliniek was een week daarna gebeurd. Hij had haar opgehaald in de auto. Voordat ze de behandelkamer was ingegaan, had hij haar nog snel een bosje witte anjers gegeven.  Ze was dol op witte rozen, maar die hadden ze niet in de kliniek.
Ongeduldig had hij gewacht, pas na een uur was de arts verslagen de behandelkamer uitgekomen en hem voorzichtig het slechte nieuws verteld. Zijn vriendin was tijdens de behandeling overleden, iedereen stond voor een raadsel in de kliniek, dit was nog nooit eerder gebeurd.

Met de bos bloemen liep hij snel naar het plekje onder de boom aan het meertje. Hij ging op de grond zitten en zette de witte anjers en witte roosjes naast haar naam, Anaïs...



Geschreven in mei 1983,  examen Nederlands.
De tekst was gegeven tot *.
De oude kladversie ligt al jaren in een doosje, samen met een paar andere verhalen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten